14 mei 2013

SGP natuurlijke partner voedselbank

De enige bank die in een crisis niet omvalt, maar veel klanten trekt, is de Voedselbank. Een schrijnende realiteit. Maar ook de Voedselbanken in ons land zitten in zwaar weer. Want ze krijgen onvoldoende en te weinig gevarieerd voedsel aangeleverd. De Voedselbank vindt voor haar problemen geen gehoor bij de minister in Den Haag, maar wel bij de bisschop in Groningen.

‘Als er nou één gebied is waar solidariteit vorm moet krijgen, is dat wel richting de meest kwetsbare groepen in de samenleving.’ Aan het woord is drs. Leo Wijnbelt, voorzitter van Stichting Voedselbanken Nederland. Samen met Harrie Timmerman (bestuurslid PR & Communicatie) schetst hij een gezicht van armoede in Nederland. Ze leggen uit hoe solidariteit maatschappelijk vorm krijgt, en soms politiek gedwarsboomd wordt. ‘De Voedselbanken voeden wekelijks 65.000 monden. Echter, als we echt kijken naar de mensen die honger kennen, schat ik dat 300.000 à 400.000 mensen daadwerkelijk een voedselpakket nodig hebben.’

Tja, met de SGP zijn de ervaringen niet zo goed, althans wat betreft politieke stellingnamen, begint Wijnbelt. Dit blijkt te komen door een negatieve stem van de SGP voor Europese voedselhulp. Europa heeft een voedselhulp-programma en Nederland zou, als ze deelneemt, daaruit voor zo’n 15 miljoen euro aan voedsel kunnen krijgen. Wijnbelt: ‘Geen enkele politieke partij vindt dat Europa verantwoordelijk is voor de voedselvoorziening in Nederland. Ik begrijp dat Kamerleden die Europese subsidie niet willen gebruiken. Maar neem dan met z’n allen voor dat je het in Nederland goed gaat regelen en laat mensen niet vallen.’ Politieke partijen kunnen afspreken het voedselprobleem in Nederland op te lossen en dan kunnen we over twee à drie jaar prima onze eigen boontjes doppen qua armoede in Nederland. ‘Maar gebruik dat Europese voedselprogramma om die tijd te overbruggen. Iedereen is tegen het rondpompen van geld in Europa, maar zolang we niet in staat zijn gebleken om dit zelf te regelen, zouden we wel achterlijke Bartje zijn als we daar geen gebruik van zouden maken.’

‘Shocking cijfers’

Driehonderdduizend monden die een voedselpakket nodig hebben? Is het echt zo erg in Nederland? In Nederland zijn ongeveer 135 Voedselbanken, met een bijna landelijke dekkingsgraad. Zo’n 26.000 gezinnen zijn ‘cliënt’ bij de Voedselbank. Landelijk hanteren de Voedselbanken een criterium voor mensen die in aanmerking komen voor een voedselpakket. ‘Het is heus niet zo dat iemand die in de WW of bijstand zit, hulp kan krijgen’, stelt Harrie Timmerman. ‘Dan moet er wel wat meer gebeuren.’ Cliënten worden periodiek gescreend en de selectiecriteria zijn vrij scherp. ‘Je moet echt niet tien euro boven de norm zitten, want er is een grens. Die grens is 180 euro vrij besteedbaar inkomen per maand voor een alleenstaande’. Dat betekent het inkomen (of de uitkering) wat overblijft na aftrek van vaste lasten. Hiervan moeten mensen kleren, eten en drinken kopen en alle verdere bestedingen doen. Nederland kent volgens de armoedemonitor van het CBS en het SCP 1,2 miljoen armen. ‘In die armoedemonitor zie je in mijn ogen altijd shocking cijfers’, zegt Wijnbelt. ‘Je kunt teruglezen hoeveel mensen er in Nederland zijn die minder dan één keer in de twee of drie dagen een warme maaltijd hebben. Dat wordt ook elk jaar met droge ogen allemaal opgeschreven.’ Sommige Voedselbanken moeten door de grote vraag zelfs met wachtlijsten werken. Voedselbanken Nederland kent twee doelstellingen, namelijk het tegengaan van voedselverspilling en voedsel verspreiden onder mensen die onder een bepaalde inkomensgrens zitten. Voorzitter Wijnbelt: ‘We verspillen met zijn allen voor vier miljard euro aan eten in dit land’. De website van Voedselbanken Nederland spreekt over jaarlijks drie miljoen aan voedsel. Daarvan komt slechts een half procent bij de Voedselbanken terecht. ‘Er is wel degelijk armoede in Nederland’ stelt Wijnbelt. ‘Kom eens bij een Voedselbank. Praat met een paar cliënten en dan weet je dat er armoede is. Exceptionele armoede: mensen die hondenbrokken eten; mensen die zelf vijf dagen niet gegeten hebben, omdat alles naar hun kinderen gaat.’ Tekenend is dat de vraag bij de Voedselbanken stijgt, zeker de afgelopen crisisjaren. Daarbij komt dat de samenstelling van het Voedselbankpubliek verandert. ‘Het zijn mensen zoals jij en ik. Je moet denken aan zzp’ers die te weinig opdrachten krijgen; je moet denken aan mensen met alleen AOW die een normaal uitgavenpatroon hebben, bij wie het gewoon niet meer te doen is door hun vaste lasten. Dan zit je al heel snel onder die grens van 180 euro per maand.’ ‘We lopen natuurlijk tegen vooroordelen aan in deze samenleving, van “dat zijn allemaal mensen met een breedbeeld-TV”, maar in een humaan geciviliseerd en rijk land als Nederland, heb je er in ieder geval voor te zorgen, vanuit een stukje moraliteit, dat je eigen mensen voldoende voedsel hebben. Ongeacht of hun eigen situatie nou door eigen toedoen is of niet.’

Elk vangnet heeft gaten

Hoe kan het dat in een land dat zo rijk is en waar er relatief zo weinig voor nodig is om iedereen te eten te geven, armoede heerst? ‘Dat vragen de 6.000 vrijwilligers van de Voedselbanken zich ook elke dag af’, stelt Wijnbelt. ‘Ik hoop dat jij vanuit de SGP, via jullie bundel, daar een keer een antwoord op kunt geven.’ ‘We hebben een prachtig vangnet, maar zoals elk net heeft ook dit net gaten. Een simpel voorbeeld: als je werkloos raakt, moet jouw zaak eerst beoordeeld worden voor je een uitkering krijgt. Dat duurt in veel gevallen drie maanden. Je hebt ook geen recht op bijstand, omdat je gewerkt hebt. Als je geluk hebt, heb je een spaarpotje, maar veel mensen hebben dan niet. Je kunt dan bij familie lenen, bij broers of zussen, maar dat doe je één, twee keer, dan houdt het op. Wat doe je vervolgens? Je gaat naar de Voedselbank. Het komt uiteindelijk wel goed, maar die mensen lopen twee, drie maanden bij een Voedselbank.’ Voor anderen is de situatie weer anders en die lopen langer bij de Voedselbank. ‘Wij geven geen pakket zonder traject: wij zorgen voor voedselnoodhulp en andere organisaties met wie wij samenwerken zorgen voor de noodzakelijke begeleiding en ondersteuning. Wij geven voedselhulp tijdelijk omdat het geen echte oplossing biedt. Mensen moeten zo snel mogelijk weer in staat zijn in het eigen levensonderhoud te voorzien.’ Bij de Voedselbanken heerst, behalve tekorten en dus wachtlijsten, echter ook nog een ander probleem: in de pakketten zit overwegend chips, cola, et cetera. ‘Eén keer per jaar Sinterklaas is wel genoeg voor de kinderen’, citeert Wijnbelt een cliënt. ‘Er zit veel te weinig voedsel volgens de schijf van vijf in de pakketten.’

Toegevoegde waarde

Een aantal politici in Den Haag kan dan wel blijven zeggen dat we een sociaal vangnet hebben en dat dit genoeg is, maar dat is volstrekt virtueel volgens Wijnbelt. ‘Het is nergens op gebaseerd. Typisch geredeneerd vanuit de ivoren toren van Den Haag. Je moet gewoon vaststellen dat onze samenleving zo complex geworden is en dat afhankelijkheden van organisaties en instellingen zo sterk zijn, dat je in theorie wel van een vangnet uit kunt gaan, maar dat er altijd mensen zullen zijn die, gelukkig tijdelijk, tussen wal en schip vallen.’ Dat de landelijke overheid dat niet wil erkennen en daar niets aan doet, is deze mannen van de Voedselbanken een doorn in het oog. Op lokaal niveau erkennen gemeenten doorgaans wel de toegevoegde waarde van de Voedselbanken. ‘Tien jaar geleden waren er geen Voedselbanken. Die zijn ontstaan. Nu zijn het er 135, met een landelijke dekking.’ Wijnbelt legt uit dat gemeenten zich in het begin ook beriepen op het sociaal vangnet. Ze dachten de Voedselbanken niet nodig te hebben. Echter, meer en meer zien gemeenten dat hun vangnet inderdaad niet 100% werkt en gaan ze de Voedselbanken als een partner beschouwen. Timmerman verklaart dat de Voedselbanken de gemeenten wel degelijk van dienst kunnen zijn. Bijvoorbeeld met hun structuur voor voedselverspreiding, maar ook met demografische gegevens over wijksamenstelling of dergelijke. Ook wijst de Voedselbank cliënten vaak door naar hulpinstanties als gezinshulp. Bij cliënten is veel onwetendheid over beschikbare mogelijkheden en instanties in het veld. Ook landelijk begint langzaam het besef door te dringen dat de Voedselbanken zeer nuttig zijn. ‘Er is nu geen enkele politieke partij meer die vindt dat Voedselbanken overbodig zijn. Ze worden nu door de VVD en de SGP in ieder geval een maatschappelijk nuttige organisatie genoemd, dat is al een hele verbetering. Daar erken je namelijk iets mee.’ Wijnbelt loopt voor zijn idee vervolgens bij de landelijke overheid echter tegen een muur op. Het Europese voedselhulpprogramma werd geblokkeerd. ‘OK, dan niet. Maar laat de Rijksoverheid partner worden van de Voedselbanken. Dat hoeft allemaal niet formeel te zijn, maar faciliteer bijvoorbeeld een gesprek tussen Voedselbanken Nederland en de captains of industry van de voedselindustrie in Nederland. Laten we gezamenlijk kijken: hoe kan je nou van die halve procent van die vier miljard aan voedsel die naar de Voedselbank gaat, anderhalve procent maken?’ ‘Ontken het probleem niet!’

‘Koppel voedselverspilling en armoede’

Maar worden de Voedselbanken niet een verlengstuk van de overheid als ze om hulp vragen? Wijnbelt legt uit dat het gaat om een noodkreet in crisistijd. ‘Vorig jaar juli hebben we de alarmklok geluid. Beste overheid: dit is de eerste keer dat we bij jullie aankloppen. En we willen niet eens geld, we willen alleen maar dat jullie ja zeggen tegen het Europese voedselhulpprogramma.’ Verder hoeft Wijnbelt het geld van de overheid niet. ‘Kijk, ik vind zelf moreel dat een landelijke overheid ervoor verantwoordelijk is dat de mensen in haar land genoeg te eten en te drinken hebben. Dat is de basisvoorwaarde.’ Dus de landelijke overheid laat verantwoordelijkheden liggen, wat betreft beide heren. Maar de Voedselbanken moeten wat hen betreft geen verlengstuk van de overheid worden. ‘De 135 Voedselbanken hebben gezamenlijk elk jaar zo’n zes miljoen euro nodig. Elk jaar starten de Voedselbanken op 1 januari met nul euro. Dus we vragen geld aan burgers en er zijn heel veel businesspartnerships met bedrijven die voedsel aan ons leveren.’ Dat die zes miljoen bij burgers, organisaties en bedrijven vandaan komt, vindt Wijnbelt volkomen terecht. ‘Maar als je na tien jaar vaststelt dat door de economische crisis er minder en minder goed voedsel komt en het aantal cliënten met tientallen procenten stijgt, dan houdt het een keer op.’ Daarom klopten ze vorig jaar voor het eerst aan bij de landelijke overheid. En hoewel deelname aan het Europese voedselhulpprogramma niet doorging, ziet Wijnbelt ook andere mogelijkheden. ‘Ik wil helemaal geen geld van de overheid. Ik wil dat ze hun verantwoordelijkheden pakken, dat ze hun positie hardmaken om een oplossing te creëren die er gewoon ligt. Koppel die voedselverspilling, de milieudoelstelingen van de overheid en de armoede in Nederland nou aan elkaar. Laat de overheid met ons en met die captains of industry om tafel gaan.’ ‘Je zet jezelf in voor die zaken die je belangrijk vindt, en als je toevallig een ministerspet hebt, helpt dat. Je faciliteert alleen. Het gebeurt op tientallen momenten dezelfde dag, dat een minister of staatssecretaris partijen om tafel vraagt en problemen oplost, maar hier niet.’ De Voedselbank heeft de structuur al, ze kan zo de oplossing uitvoeren en meer voedselpakketten distribueren. ‘Oplossingen zijn er, die kosten niets. Maar de landelijke overheid werkt gewoon niet mee. Het gebeurt niet. Dat vind ik zelf de grote frustratie voor ons en voor de mensen achter ons die weten waar we mee bezig zijn.’ Eerst moet het probleem erkend worden, en dan zijn er echt oplossingen. Wijnbelt: ‘Of dat nou uit Europa komt, of via onze industrie, of via politieke betrokkenheid… Het gaat om het doel: dat we gewoon kunnen zeggen tegen elkaar dat iedereen in Nederland voldoende te eten heeft.’

Kerken en de SGP

Gelukkig kunnen de Voedselbanken wel steunen op de lokale en provinciale overheden en op maatschappelijke betrokkenheid van vele vrijwilligers en organisaties. Wijnbelt: ‘Het zal je niet verbazen dat bij veel Voedselbanken kerkelijke mensen werken, die dat vanuit hun religieuze overtuiging doen. We hebben ook ontzettend veel uitdeelpunten bij kerken.’ ‘Wat mij betreft hoort de SGP een natuurlijke partner van de Voedselbanken te zijn, zowel lokaal als landelijk. Juist veel kerken steunen het werk van de Voedselbanken. De diaconale hulp speelt een grote rol voor de Voedselbanken. De belangrijkste steunpilaar van de Voedselbanken van het noorden is de bisschop van Groningen. Dat vind ik volstrekt logisch. Dat geldt ook voor de SGP, de ChristenUnie en het CDA. En misschien moet ik wel zeggen: daar zou het voor moeten gelden.’

Reactie Tweede Kamer-fractie SGP

Naar aanleiding van dit interview is een kort interview gehouden met de Tweede Kamer-fractie van de SGP. Hoe reageert zij op dit interview en op de problemen die erin worden geschetst? Hoe kijkt de SGP aan tegen de kop van het artikel ‘SGP hoort natuurlijke partner Voedselbanken te zijn’? Raak gekopt! De SGP heeft veel waardering voor het werk van de Voedselbank. Het is belangrijk dat deze initiatieven uit de samenleving er zijn om kwetsbare burgers te ondersteunen. De SGP sluit zich niet aan bij die partijen die het een schande vinden dat Voedselbanken er zijn, omdat zij vinden dat de overheid dit werk zou moeten doen.

Waarom steunt de SGP de voorstellen voor aansluiting bij Europese voedselhulp door de Voedselbanken en andere voorstellen die de Voedselbanken (financieel) steunen niet?
De SGP is geen voorstander van een Europese regeling voor voedselhulp. Wel heeft de SGP het voorstel gesteund om zolang de regeling er nog is ook Nederland hiervan gebruik te laten maken. De overheid verleent via de bijstand steun om mensen een sociaal minimum te bieden. Die financiële regeling moet op orde zijn. De SGP vindt het niet verstandig om daarnaast financiële steun te geven voor andere initiatieven die min of meer hetzelfde doel dienen.

Driehonderdduizend tot vierhonderdduizend monden die voedselhulp nodig hebben, terwijl de Voedselbanken er slechts 65.000 kunnen bedienen. De nationale overheid heeft te weinig oog voor deze problemen, stelt Leo Wijnbelt. Hoe wil de SGP deze nijpende problematiek aanpakken? Als er landelijke regels zijn die het werk van de Voedselbank onnodig belemmeren, moet dat natuurlijk aangepakt worden. De SGP vindt niet dat de landelijke overheid naast het systeem van de bijstand nog een systeem moet onderhouden dat voor een belangrijk deel hetzelfde doel dient. Als de overheid bijspringt, is dat een keuze van de gemeente en niet van het Rijk. Maatwerk is namelijk belangrijk.

Lambert Pasterkamp